KORTE INHOUD VAN HET WERK ALS VERTELLING
PRELUDE EN PROLOOG
Zeus heeft met hulp van Aphrodite Nemesis, godin van wrekende gerechtigheid en toegemeten bekrachtiging, verkracht - een onbeschaamde en hoogmoedige vernedering van uitgerekend de godin die ook wreekster is van hybris. Als gevolg van deze verkrachting wordt Nemesis moeder van Helena, die, eenmaal opgegroeid, met de koning van Sparta trouwt en door de Trojaanse prins Paris van Sparta naar Troje ontvoerd zal worden.
Jaren later. Troje is gevallen in de oorlog die om de ontvoering van Helena was ontbrand. De bewoners worden door de Grieken uitgemoord en de stad wordt geplunderd. Aineias is door de schim van zijn omgekomen vrouw en die van een wapenbroeder gemaand met een aantal metgezellen, zijn vader en zijn zoon de stad te ontvluchten om in Hesperia, het land dat tegenwoordig Italië heet, een nieuw Troje te stichten. Palinouros is naar een verzamelplek buiten de brandende stad vooruitgestuurd om de tochtgenoten op te vangen. Als Aineias zich met Misenos bij de vluchtelingen voegt, sleurt de laatste een wanhopig tegenstribbelende Helena de Jongere met zich mee die als trofee meegevoerd gaat worden. Het liefst had Aineias als vergelding voor Troje’s val haar moeder meegenomen, maar dat was onmogelijk vanwege de bescherming die Helena, bovendien dochter van Zeus, van de kant van Aphrodite, Aineias’ moeder, geniet en had hij het daarom bij Helena’s dochter
gehouden.
EERSTE AKTE/BEELD
(1) Al zeven jaar zijn de Trojanen onderweg en nog steeds hebben zij hun doel - Kumai op het vaste land van Hesperia, waar Aineias eerst de Sibylla, priesteres van Hekatos en Hekate, moet raadplegen - niet weten te bereiken. Vanwege een hevige storm, veroorzaakt door Hera, die de Trojaanse missie bij herhaling wil doen mislukken, zijn de Trojanen opnieuw bij Eryx op de westkust van Trinakria geland. Daarvoor hadden zij een gelukkige tijd in Karchedon gehad, waar Hera een huwelijk tussen Dido, Karchedons koningin, en Aineias had gearrangeerd. Tot Hera’s grote woede had Aineias toen hij daartoe geroepen werd, zijn missie voortgezet en met zijn verraad aan haar Dido tot zelfmoord gedreven.
Er is muiterij van de kant van de Trojaanse vrouwen geweest. Het overhaaste vertrek uit Karchedon had de stemming bij vele tochtgenoten van Aineias doen omslaan. Voor de Trojanen die niet verder willen en in Eryx willen blijven, wordt door Aineias een stad gesticht, waar ook een tempel voor Aphrodite gebouwd zal worden..
Wanneer zij die de tocht gaan voortzetten zich verzamelen, heeft Helena de Jongere zich bij Palinouros gevoegd, die haar meerdere malen tegen de algemene minachting van de Trojanen jegens haar in bescherming had genomen. Zij vertelt hem dat zij op bevel van Aineias als priesteres van Aphrodite, dat wil zeggen als tempelprostituée, in de tempel voor zijn moeder als die klaar is, zal worden aangesteld. De jonge Helena smeekt de stuurman zijn aanvoerder ertoe te bewegen haar mee naar Hesperia te nemen. Aineias weigert op het verzoek dat Palinouros namens haar doet in te gaan. Palinouros bezweert de wanhopige jonge Helena dat hij naar haar terugkeert zodra, zijn taak, zijn aanvoerder veilig bij Kumai aan land brengen, er op zit.
Aphrodite is niet gerust op een goede afloop voor haar zoon van dit laatste traject. Zij smeekt Poseidon om voor een kalme zee te zullen zorgen. De zeegod stemt toe, maar dan wel in ruil voor één mensenleven.
(2) Op zee, onder de kust van Hesperia, ter hoogte van het eiland waar eens de Sirenen gehuisd hebben. Het is bijna middernacht en de Trojanen zullen in de ochtend daarop hun einddoel bereiken. Het is nieuwe maan; Palinouros houdt de wacht op het voorste schip, aanvoerder en bemanning slapen. Terwijl hij bij het weinige licht van de maanschemering naar de horizon tuurt overvalt hem wat een dichter zijn ‘droeve droom’ noemde. De stuurman roept Hekate aan, die hij als beschermgodin boven alle goden vereert, om haar raad en bijstand te vragen voor wat hem te doen staat wanneer zij zich de volgende dag aan land begeven. Hekate verschijnt hem als maangodin, geeft hem raad en weet zijn schuldgevoelens tegenover zijn aanvoerder en tochtgenoten weg te nemen. Daarbij zegt zij dat ook hij, Palinouros beter de Sybilla van Kumai kan raadplegen alvorens naar Eryx terug te gaan, maar wel al voorzorgsmaatregelen voor die terugreis te nemen.
Plotseling verschijnen de Slaapgod en Phorbas, maat van Hekatos die in Kumai een tempel heeft, op de achterplecht. Zij proberen Palinouros ertoe over te halen hun het roer in handen te geven, zodat hij zelf met een korte slaap rust kan nemen. Palinouros weigert. Er ontstaat een gevecht, achter op de plecht, tussen de stuurman en zijn door Hera aangevuurde verleiders. Hij valt van het schip, waarbij hij in zijn val de helmstok en een deel van de achtersteven met zich meesleurt. Hekate verjaagt zijn directe belagers en ook Hera.
(3) Wanneer Palinouros weer boven water komt is de rust van de maanschemering teruggekeerd. Een deel van de steven en de helmstok drijven om hem heen, maar het schip dat hij bestuurde en dat nu stuurloos is, vaart, met de stroming mee, in de goede richting verder. Palinouros grijpt de helmstok en hijst zich op het afgebroken deel van de achtersteven dat naast hem drijft. Terugvallend in zijn droeve droom besluit hij er nu al via Kumai vandoor te gaan en niet pas na de landing de volgende dag.
TWEEDE AKTE/BEELD
(1) Nog voor de dageraad bereikt Palinouros het strand van Kumai, omringd door bossen die de drievoudige Hekate toebehoren. Hij verbergt zijn provisorisch vlot, valt in slaap en wordt door Selene opgezocht, die al weer verdwenen is wanneer hij wreed door het geschal van een trompet gewekt wordt. Aan de rand van het strand staat Misenos, die zojuist Palinouros heeft ontdekt. Verderop ligt de vloot van Aieneis, zijn tochtgenoten zijn bezig te ontschepen. Misenos wil de doodgewaande Palinouros naar Aineias begeleiden, maar als Palinouros weigert om naar zijn aanvoerder te gaan, ontstaat er tussen stuurman en trompetter een twistgesprek, dat eindigt in een tweegevecht, waarbij zij allebei in de branding belanden. Wanneer Palinouros het tegen Misenos dreigt af te leggen, komt Triton tussenbeide en wordt de laatste tussen de rotsen in de zee versmoord. Aphrodite, ongerust over het lot van haar zoon en de voorzetting van diens missie, wil opheldering van Poseidon of met de dood van Misenos het zoenoffer is volbracht dat nodig was om Aineias’ zwerftocht tot een goed einde te brengen. Poseidon laat zich daar majesteitelijk niet over uit, daarmee Aphrodite in nog grotere ongerustheid achterlatend. Omdat haar zoon na de verdwijning van zijn stuurman opnieuw een bekwaam bemanningslid mist, waarbij in de nieuwe fase van Aieneias’ missie de trompetter in zijn functie als legeraanvoerder het minst gemist kon worden.
(2a) Palinouros bereikt de grot van de Sibylla, die zich hoog boven het strand bij de tempel van Hekatos bevindt, in een rotswand met wel honderd holen. Palinouros besluit een goede gelegenheid voor zichzelf af te wachten omdat ook Aineias de priesteres van Hekate en Hekatos gaat opzoeken. Wanneer die de Sibylla raadpleegt, is Palinouros getuige van wat zich in de grot afspeelt, omdat de orakelspreuken van de priesteres door de honderd holen heen naar buiten klinken. Aineias wordt gemaand tot het vinden van een gouden tak en het begraven van een tochtgenoot die dood op het strand ligt, voordat hij de onderwereld mag bezoeken. Als Aineias de grot verlaat, verlaat loopt het tegen het middaguur. Ook de Sibylla verlaat de grot om in haar hoedanigheid van priesteres van Hekatos als zonnegod diens gouden tempel binnen te gaan voor het brengen van het middagoffer.
(2b) Als de Sibylla weer naar buiten komt, spreekt Palinouros haar aan. De Sibylla nodigt hem uit de grot binnen te treden. Hij stelt zijn vragen en vertelt ook over zijn twijfels en zijn zorgen. Terwijl zij voor hem haar orakeluitspraak doet en die op bladeren opschrijft die op de bodem van de grot liggen, komt Aineias met de door hem gevonden gouden tak aangesneld en moet Palinouros zijn bezoek abrupt afbreken. Door zijn overhaaste vertrek en de onzorgvuldigheid die daarmee gepaard gaat, raken de met spreuken beschreven bladeren door elkaar, waardoor Palinouros’ lot anders bezegeld wordt dan de Sibylla heeft voorspeld, omdat zij nimmer de moeite neemt de bladeren in de goede volgorde te herschikken.
(3) Terug op het strand bij de plek waar Palinouros zijn provisorisch vlot verborgen heeft. De avond valt, het vuur waarmee het dode lichaam van Misenos is verbrand smeult na terwijl de Trojanen een grafterp voor hem oprichten.
Palinouros gaat aan de slag om zijn vlot te verbeteren wanneer de Trojanen naar hun kampement zijn teruggekeerd en Aineias terug is naar de Sibylla. Vanuit de verte ziet Palinouros de offervuren van de priesteres en die van Aineias als voorbereiding op zijn afdaling naar de onderwereld. Hij gaat op zoek naar een grot om een eigen offervuur te kunnen ontsteken. Daarbij wordt hij gehinderd door het tweetal Hekatos en Phorbas. Artemis schiet hem te hulp en laat hem door drie van haar nimfen naar een grot begeleiden, waarin hij ongezien zijn offer kan brengen en ook de nacht door kan brengen.
Opnieuw wordt Palinouros wreed gewekt, dit keer door de galmende stem van de Sibylla die via het holenstelsel tot in de grot waar hij zich bevindt doorklinkt. Terwijl het eerste zonlicht aanbreekt hoort en ziet hij van verre de opschudding bij de ingang van de onderwereld rond het naderen van ‘de Godin’, die door de Sibylla is opgeroepen. Ook hoort hij de woorden waarmee zij Aineias in slaap brengt en hem via de weg die naar de valse droom leidt, in de onderwereld doet afdalen.
Palinouros begeeft zich naar de plek waar zijn vlot verborgen ligt en laat zijn vlot te water. Terwijl hij weg vaart valt hij opnieuw terug in zijn droeve droom, nu als morgendroom, waarbij hij de kaap rondt die kort tevoren naar Misenos vernoemd is.
DERDE AKTE/BEELD
(1) Later die dag, aan het einde van de middag. Het is tijd om aan land een schuilplaats voor de nacht te zoeken. Hij passeert het tweede van de drie eilanden die als verblijfplaats van de Sirenen werden beschouwd. Hera verschijnt en probeert hem naar het vasteland te lokken. De streek daar ziet er zeer betoverend uit omdat daar Hera’s lusthof is gelegen. De stuurman biedt weerstand, omdat hij de verleidelijkheid ervan niet vertrouwt, maar wordt door de stroming en de vermindering van zijn fysieke kracht zo aan het einde van een ingespannen dag, tegen wil en dank richting Hera’s lusttuin gedreven.
Aphrodite die op de Sirenenrots neergestreken is, doet pogingen om wat het lot van de stuurman aangaat voor eigen gewin Hera dwars te zitten.
Plotseling is de zee vol onrust, omdat op dat moment Poseidon en zijn gevolg achter de stuurman om in grote vaart passeert. De stuurman, terug naar de werkelijkheid gebracht, beseft direct dat hij zich ter hoogte van het door Grieken bewoonde Velia moet bevinden. Terwijl hij zich aan de stroming ontworstelt en doorvaart om die voor hem uiterst gevaarlijke plek te mijden, rondt hij een iets verderop gelegen kaap - niet wetend dat deze kaap zeer binnenkort naar hem vernoemd zal worden.
(2) De dag daarna, tegen het middaguur. Aphrodite wil van Poseidon toch meer duidelijkheid over de afloop van het zoenoffer dat onderdeel van hun afspraak was, maar de zeegod wil het er niet meer met haar over hebben.
Palinouros, die terwijl de zon weldra zijn hoogste punt zal bereiken op de zeestraat tussen Hesperia en Trinakria aangevaren komt, zet zich schrap om zijn plan om een confrontatie met de beide monsters die de zeestraat onveilig maken te vermijden, ten uitvoer te brengen.
Intussen komt Poseidon met zijn gevolg in volle vaart over zee aangesneld om via de zeestraat de doorsteek van de Tyrrheense zee naar de Ionische zee te maken. Door het zeegeweld uit koers gebracht wordt de stuurman, juist op het moment dat de zon zijn hoogste punt bereikt, richting Skylla, het onweerstaanbare zeemonster dat zich aan de Hesperische kant van de zeestraat bevindt, gedreven. Opnieuw daalt Hekatos’ maat Phorbas, op Palinouros’ vaartuig neer, maar zijn gevlei wordt overstemd door de zacht-jammerende en verleidelijke stemmen van Skylla zelf. De stuurman is niet bij krachten deze betovering te weerstaan, zeker niet als ook de Sirenen, die blijkbaar nog steeds springlevend zijn, zich - door Aphrodite erop afgestuurd - in het verleiden van Palinouros mengen.
Weer wil Hekate tussenbeide komen maar is niet bij machte om te voorkomen dat haar beschermeling nota bene door haar eigen dochter verzwolgen gaat worden. Zij moet het afleggen tegen Aphrodite, die, gebrand op Palinouros’ ondergang, zich als Aphrodite de Wolvin verdriedubbeld heeft, en tegen Palinouros’ onvermogen om aan de oogverblindende betovering van Skylla weerstand te bieden.
(3) Later op de middag, Skylla en haar grot, Hekate die verslagen boven op de rots met de verblijfplaats van haar dochter is gezeten. Die zich, nadat zij Palinouros met haar wolvinnenschoot verzwolgen had, in haar hol heeft teruggetrokken.
Hekate roept haar zuster Nemesis en de Moiren, die ook haar zusters zijn, op om haar dochter en de wandaad waaraan zij zich schuldig heeft gemaakt te wreken. Geen wraak als die van de Erinyen, de aphrodisische wraak, maar wraak als nieuwe beschikking. Skylla wordt in een rots veranderd. Door het verstenen van haar schoot glijdt, met een gouden tak in beide handen, het zwaar gehavende dode lichaam van Palinouros uit de grot in zee, dat met tak en al door drie zeenimfen over zee naar Velia wordt gebracht en daar half in zee, half op het strand komt te liggen.
EPILOOG EN FINALE
Diezelfde avond, bij zonsondergang. Vallende sterren boven het strand van Velia en Hera’s verleidelijke lusttuin, die daar is gelegen. Hekalene, een lokale rivale van Hera en priesteres van Artemis, legt het toegestroomde volk de betekenis van de hemelse tekens uit: als voorteken van een nieuwe orde. Daartoe moet het dode lichaam dat op het strand ligt een gepaste rustplaats worden gegeven. Palinouros’ stoffelijke resten worden verbrand, zijn urn en het gesmolten metaal van de gouden tak in processie naar een grot in de nabijgelegen kaap gebracht, die tijdens het ceremonieel dat daar plaatsvindt, naar hem vernoemd wordt.
De akropolis van Eryx in Trinakria, waar een inwijdingsfeest ter gelegenheid van de aanvang van de bouw van de tempel voor Aphrodite op het punt staat te beginnen. Helena de Jongere wordt naar de bouwplaats gebracht, als prooi voor Zeus die haar, vooruitlopend op haar taak als Aphrodite’s priesteres, als eerste mag bezitten. Zij rukt zich los - in een visioen heeft zij zojuist gezien dat de persoon die haar zou komen redden omgekomen is en als een schim in de onderwereld ronddoolt. Zij springt van de berghelling naar beneden maar wordt door drie maal negen paarden opgevangen. Daartoe aangespoord door Nemesis zijn zij op bevel van Poseidon door de lucht komen aangesneld om de jonge Helena op dit benarde moment van Eryx naar de Helikon te brengen.
Daar vindt haar verheerlijking als Wilde Muze plaats. Tijdens een plechtigheid die door Nemesis en Aidos wordt geleid, waarbij zij ook een nieuwe Olympische orde aankondigen. Die gevestigd zal worden zodra Aineias in zijn nieuwe vaderland de overwinning heeft behaald en de huidige Olympische kliek, Nemesis verkrachter incluis, hun residentie naar Hesperia zullen verhuizen. (Versie 29.07.16)
|