Noten
Those words of art
1. Uit Roberto Calasso, De bruiloft van Cadmus en Harmonia, vert. E. van der Pluym, Amsterdan 1988/91, een groots voorbeeld van hoe in alle vrijmoedigheid de Griekse mythen, en niet alleen die, weer tot leven gebracht kunnen worden.
2.’This is no time for...’ wordt hier opgevat als Dit is niet de tijd om... terwijl de oorspronkelijke betekenis is dat er niet genoeg tijd is om... - dat er niet gedraald mag worden. In dit geval met het bekijken van (het turen naar) de kunstwerken in de vorm van reliëfs op de gouden tempeldeuren van Apollo. Ik geef aan de Lewis-vertaling graag eerstgenoemde strekking, die, denk ik, alleen bij deze vertaling kan: dit is (om wat redenen dan ook) er de tijd niet meer naar om je met dit soort van kunstwerken in te laten... en hier dan specifiek met de kunstwerken die ik zelf maak in te laten. Er was al sprake van deze strekking in 1990, toen ik deze zin als motto voor de proloog van mijn video-installatie Miseno heb gebruikt. Ik wilde daarmee toen, en ook nu, een baldadige onafhankelijkheid ten opzichte van eigentijdse ontwikkelingen in de beeldende kunst, of alle kunst tot uitdrukking brengen.
3. C.Kerenyi (1879-1973) was hoogleraar in de klassieke filologie, die met de psycholoog C.G. Jung samengewerkt heeft in het onderzoek naar de mythologie en godsdienst van de oude Grieken.
4. De eerste versie van de fabel dateert uit 1997/98. In 2009 is de draad weer opgepakt voor een internetproject, dat ik toen webopera heb genoemd. Meer over de ontstaansgeschiedenis van de fabel en het webopera-project: Over het ontstaan van de fabel en Over het project (LHOOQ), beide in de appendix. Zie ook Deel 3 Het Werk, paragraaf Het werk in de inleiding.
Hekate Trivia
1. De fabel is voor een groot deel op episodes uit de Aeneis van Vergilius en op delen uit de Theogonie van Hesiodos gebaseerd en op andere, zowel Latijnse als Griekse, bronnen. Vandaar dat eigennamen en plaatsnamen in de fabel niet consequent in óf Latijnse óf Griekse vorm geschreven worden, maar dat beide vormen door\elkaar voorkomen.
Eerste wacht
2. Robert Graves The Greek Myths, Londen 1992.
3. R.D.Williams, The Aeneid of Virgil, New York 1989, p.460. Zie ook: Over het ontstaan van de fabel (p.117) in de appendix.
4. Zie over Hekate als aanleiding voor een nieuwe studie rond Palinurus in 1997-98 na die van 1989 en over het droomaspect van de nieuwe studie: Over het ontstaan van de fabel (p.117) in de appendix.
5. Palinuro is een video-installatie die ik in 1989 heb gemaakt, Miseno een video-installatie van mijn hand uit 1990.
6. Cyril Connolly The Unquiet Grave, Londen 1944, geschreven onder het pseudoniem Palinurus. Connolly zelf noemt W.J.Knight als iemand die een kritische houding aangenomen heeft tegenover de hooggestemde idealen uit de Aeneis.
7. Thema’s die bleven opspelen omdat ze ook in latere werken en plannen hun doorwerking hadden.
8. Vandaar de uiteindelijk vorm van een opera, vooralsnog nog in de vorm van een misschien wel onuitvoerbare leesopera.
9. Zie hierover Over het ontstaan van de fabel (p.117) in de appendix.
10. Publius Vergilius Maro Aeneis, in Nederlandse verzen nagevolgd door A.Rutgers van der Loeff, Antwerpen 1945/79 Hondewacht
11. Connolly stelt zich de vraag, hoe Aeneas het roer kan overnemen als dat er niet meer is. In de tekst van Vergilius zelf staat ‘rexit’, dat ‘richten’, ‘sturen’, ‘leiden’ betekent. Dat gebeurt dan ook in de Nederlandse vertalingen die ik heb bestudeerd: ’richtte hij de boot’, ‘stuurde (...) zelf het schip’, ‘zelf de leiding nemend’. In de tekst van Vergilius dus geen woord over de helmstok zelf; een voorbeeld van hoe de ironie van Connolly soms ook kan doorslaan. Het verdwijnen van de stuurman en helmstok wordt door Connolly bovendien als een soort castratie van Aeneas gezien, maar die heeft waarschijnlijk, al dan niet geïmproviseerd, de beschikking over hulpstukken om het schip te richten en te sturen.
12 Zie vorige noot.
Dagwacht
13. Bij het opstellen van de eerste versie, maar ook bij latere versies van de fabel was het mij nog steeds niet helemaal duidelijk waarom Palinurus per se naar Sicilië wilde terugkeren. Het was wel duidelijk dat er geen andere weg mogelijk was en dat Eryx zijn eindbestemming zou zijn; maar dan? Pas enige tijd terug is mij, aan mijn werktafel zittend en dagdromend over de proloog en de epiloog van het verhaal door Helikons Muze onthuld wat zijn echte motief was om naar Eryx terug te gaan. Hij wilde zich houden aan een belofte die hij aan Helena de Jongere bij zijn vertrek van Sicilië had gedaan, vanwege de misselijkmakende beslissing van Aeneas om de als oorlogsbuit uit Troje meegenomen dochter van Helena als tempelslavin voor de nog te bouwen Aphroditetempel in Eryx achter te laten.
14. 'Phoiboleptos' betekent 'door Phoibos Apollo gegrepen', dat wil zeggen een mannelijke vorm van nymfomanie; vgl. Dowden p.128.
15. Zie noot 13.
Trivia Selene
1. Er zijn commentatoren die denken dat de tussenzin ‘als men het geloven mag’ niet van Vergilius zelf is maar een latere toevoeging.
2. Elpenor was een van de metgezellen van Odysseus op de terugtocht van Troje naar Ithaka. Hij werd op het eiland Aeaea net als zijn metgezellen door de tovenares Circe in een varken veranderd. Toen Odysseus’ manschappen hun menselijke gedaante weer terugkregen, maakte Elpenor terwijl hij slaapdronken was een dodelijke val van een dak. Odysseus ontmoette zijn schim tijdens zijn bezoek aan de onderwereld, waarbij Elpenor hem vroeg om terug op aarde voor hem de juiste begrafenisrituelen uit te voeren.
3. Endymion, een jonge jager of herder was de geliefde van de godin van de maan, Selene, die gelijkgesteld wordt met Artemis/Diana. Hij sliep een eeuwige slaap en Selene kwam hem 's nachts ongezien opzoeken. Selene zou hem in slaap hebben gebracht om hem kuis te kunnen beminnen en om te voorkomen dat hij zijn schoonheid zou verliezen. Endymion echter hield zijn ogen heimelijk open en kon Selene zien. De eeuwige slaap van Endymion en het bezoek van Selene die uit de hemel neerdaalt of van haar wagen stijgt, kan ook als een symbool gezien worden van de dood als een bevrijding van het aardse bestaan.
4. Voor meer hierover: zie Deel 1 Het Verhaal, hoofdstuk Van Fabel naar Parabel, Achtergedachte 3, Hemelse tekens en bekrachtiging.
5. Het zou heel goed kunnen dat in de oorzaak van de verdrinkingsdood van Misenus een vorm van rivaliteit of misschien wel ‘oud zeer’ tussen de god van de winden en de god van de zee - de een (Aeolus, vader van Misenus) de zee opzwepend, de ander (Poseidon, vader van Triton) de zee bedarend - een rol speelt, dat rond het attribuut van de hoornschelp van hun zonen wordt uitgespeeld. Nog niet lang daarvoor namelijk, na het heimelijke vertrek uit Carthago, had Aeolus op instigatie van Hera de Trojanen met een hevige storm bestookt waardoor zij gedwongen waren geweest naar Sicilië uit te wijken en had Poseidon op verzoek van Aphrodite voor een kalme zee gezorgd op het traject van Sicilië naar Cumae.
6. De opvatting dat Cumae de landingsplaats was en de beschrijvingen van de diverse locaties aldaar berusten op wat daarover in de Aeneis zelf beschreven is, op eigen waarnemingen tijdens de vier bezoeken die ik aan het gebied heb gebracht en op een artikel van Th.L. Heres, Cumae, een bezoek aan de oudste ‘Nieuwe Wereld van de Grieken, Hermeneus digitaal 70-5, p.289-297.
7. Voor de mythe van de gouden tak: zie Deel 3 Het Werk, hoofdstuk De tak en de poort.
8. Bedenk ook wat de eventuele gevolgen voor Aeneas hadden kunnen zijn als zijn bladeren met spreuken daar nog gelegen hadden en eveneens door elkaar waren geraakt... (Aantrekkelijk zijpad om op door te dromen.) Maar ook: wellicht dat de Sibille, die in haar voorspellingen aan Palinurus nog niet uitgesproken was toen Aeneas met zijn gouden tak binnen was komen stormen, na deze onderbreking buiten Palinurus’ aanwezigheid om haar ‘godsspraken’ heeft voortgezet en op bladeren geschreven heeft en dat dus slechts een gedeelte van de opgeschreven uitspraken door elkaar zijn geraakt.
9. De gouden tak, die, als het goed is aan Persephone zou zijn gegeven. Maar in ons verhaal is het zo, dat het dode en verminkte lichaam van Palinurus met de gouden tak in zijn handen geklemd aan de zee wordt teruggegeven en naar Velia gebracht - een afloop die mij pas onlangs door Helikons Muze is ingegeven. Dit strookt tot mijn opluchting met de opvatting die ook mij lief is en waarvoor ik gekozen heb: dat Aeneas door de Sibille in slaap is gebracht en hem de afdaling in een droom laat beleven. Blijft de vraag: langs welk weg en waarom de gouden tak in handen van de dode Palinurus terechtgekomen is en wat de symboolwaarde daarvan is - vragen overigens waarop Muze geen antwoord heeft gegeven. Zie voor mijn antwoord voor wat de symboolwaarde betreft Deel 3 Het Werk, hoofdstuk De tak en de poort. Het hoe en waarom bieden de nodige vrijheid voor eigen interpretaties.
Hekalene
1. Een belangwekkende opmerking die niettemin een beetje in de lucht blijft hangen omdat Connolly het alleen maar over de motivatie van die beschermer heeft (W.J. Knight’s ‘prijs van het rijk’) en niet over de identiteit van ‘de oude beschermer’. In ons verhaal heb ik dit gegeven in het optreden van Nemesis en Aidos verwerkt.
2. In: Deel 1 Het Verhaal, Étant donnés, Hesiodos
3. Zie hierover Williams aantekeningen bij 6.264/67.
4. Zie hierover Tripp en Graves 13.a/4
5. Zie hierover Moormann/ Uitterhoeve
6. Zie hierover Graves 161.1
LHOOQ
1. Zie Hekate Trivia, laatste alinea van Eerste wacht 1. Daarin wordt gebruik gemaakt van de laatste alinea van de epiloog van Cyril Collonny The Unquiet Grave. ‘These words ourein, mingere, meiere, possess as well a sexual significance and this opens up possibilities of a deep analysis on Freudian lines, should time permit - and funds be available.’ Connolly’s epiloog - Who was Palinurus? - is geschreven alsof Palinurus door een psychiater is onderzocht en Connolly het vertrouwelijk rapport bestudeerd heeft.
2. Het veldwerk dat ik in 2009 langs het hele traject in Italië, maar ook in Etruskisch gebied en op Sicilië, heb verricht, ligt in het verlengde van de noodzaak die ik voelde om buiten de studeerkamer om de raadselachtige dood van Palinurus nader te onderzoeken. De waarde daarvan is onschatbaar gebleken, met als hoogtepunt de ‘hemelse tekens’ tijdens het locatieonderzoek bij Scilla; zie Deel 1 Het Verhaal, hoofdstuk Van Fabel naar Parabel, Achtergedachte 3, Hemelse tekens en bekrachtiging. Maar ook het ten voorbeeld nemen van Duchamp en het openstaan voor influisteringen van Helikons Muze hebben mij verder gebracht dan waar ik in mijn werkkamer in 1998 was gebleven.
3. R.D.Williams, The Aeneid of Virgil, New York 1989, p.460. Zie ook: Over het ontstaan van de fabel (p.117) in de appendix
4. Zie voor meer hierover de inleiding van Deel 3 Het Werk, paragraaf Leesopera.
5. Zie voor meer hierover de webopera-site: www.webopera.nl, voor zolang deze online beschikbaar en - om wat voor redenen dan ook - nog niet achterhaald is.
6. Étant donnés: 1o la chute d’eau / 2e le gaz d’éclairage (1946-1966) - een werk van Duchamp dat zich in het Phildelphia Museum of Art bevindt. De houding van het vrouwelijk naakt in dit werk - waarvoor eerst zijn minnares Maria Martins en later zijn vrouw Alexina Teeny als model hebben gediend - is duidelijk op Jeune femme au perroquet van Courbet geïnspireerd. Nog in 1968, het jaar van zijn dood, heeft hij, naast twee gravures naar Ingres, twee gravures naar Courbet gemaakt: Le Bec Auer en Morceaux choisis d’après Courbet. De vrouwelijke figuur uit Étant donnés wordt dan ook wel als een ‘collage’ van diverse elementen die aan Courbet ontleend zijn beschouwd, aan diens La femme aux bas blancs, Jeune femme au perroquet en het overbekende Origine du monde.
7. Duchamp werkte 20 jaar, van 1946 tot 1966, in het grootste geheim aan Étant donnés, terwijl hij de indruk wekte de kunst voor deelname aan schaakwedstrijden ingeruild te hebben. Ik neem deze langdurige werkzaamheid aan slechts één werk graag als voorbeeld om vanaf 2009 met het nodige geduld en met een zekere regelmaat aan mijn Palinurus-project te blijven werken. Weliswaar met een verschil: Duchamp werkte twintig jaar aan dat ene werk in het grootste geheim, ik in de zeven jaar vanaf 2009 in volle openbaarheid. Het Palinurus-project als webopera, dat online op het world wide web voor iedereen was te volgen: als work in progress van 2009 tot 2015 en de opsplitsing ervan in 2016 tot lees- oftewel leunstoelopera en een supplementaire website.
|