AKTE/BEELD III
Eerste tafereel
(Platvoetwacht; Hekate-Ourania)
Einde van de middag, een dag later. Tijd om aan land te gaan en een schuilplaats voor de nacht te zoeken. Palinouros heeft er een hele dag van dobberen en varen opzitten. Hij heeft behoedzaam de kustlijn richting het zuiden gevolgd en elk contact met de bewoners vermeden. Dat had de Sibylla hem gezegd te doen, maar ook zijn voormalige aanvoerder had hem ooit verteld dat hij de waarschuwing gekregen had om geen contact met de bewoners van Hesperia’s zuidkusten te zoeken, omdat die gebieden door vijandig gezinde Grieken bewoond worden. Rook die hier en daar boven de bomen uitkringelt is een teken dat de kuststrook waar hij nu langs vaart, bewoond is. Er klinkt in de verte stemgeluid - in trance lijkt het wel en dat geldt ook voor de vreemde muziek met schrille fluiten die daar doorheen of tegenin lijken te gaan. Palinouros besluit om nog verder te varen. Hij valt terug in een toestand van waken én sluimerdroom, wat hem sinds het vertrek uit Eryx al meerdere keren is overkomen. Nog steeds op zee - de zee, ‘eeuwenoud symbool van het onbewuste’ (Connolly) - ondergaat hij opnieuw dromen waarin zijn fixaties en de beide Helena's voorkomen. Nu met Penthesileia erbij, de statige amazone-koningin, die bruut en op een schandelijke manier door Achilles was gedood omdat zij de kant van de Trojanen gekozen had, versmolten met fantasieën rond de alom befaamde, oogverblindende en moedige Italische amazone Camilla, die ergens in dit gedeelte van Hesperia, dat wil zeggen in de buurt van Kumai moet wonen. Waar precies is Palinouros niet bekend; zal haar lot even erg als dat van de amazonekoningin zijn wanneer zij niet de kant van de Trojanen gaat kiezen?
De stuurman passeert een rotsig eiland, wat hem bevestigt in zijn vermoedens over de plek waar hij zich nu bevindt. Dit eiland moet een van de eilanden zijn waarop de Sirenen huisden. Vanuit de bergen boven het vasteland komt Hera naar hem afgedaald. Zij probeert Palinouros ertoe te bewegen koers richting het vasteland, waar zich haar lusttuin bevindt, te zetten. De stuurman laat zich daar niet toe verleiden. Ook laat hij zich niet verlokken door de aanblik van wat daar in de verte gebeurt: wezens - veelal vreemd uitgedoste vrouwen - die uit de bossen te voorschijn komen en naar het strand afdalen en een slangachtige figuur die met wel honderd koppen boven de boomkruinen uitsteekt. Terwijl hij zich verzet tegen de verzoekingen waaraan hij onder grote druk van de kant van de voor haar doen buitenissig uitgedoste Hera wordt blootgesteld, dreigt Palinouros, vanwege zijn verminderde fysieke en geestelijke conditie van dat moment, niet voldoende weerstand aan de stroming richting kust te kunnen bieden. Reeds staan drie bevallig dansende vrouwen klaar om, als de inmiddels halfbedwelmde stuurman met zijn vaartuig in de branding zal zijn geraakt, hem aan land te trekken. Aphrodite die haar rivale geen volgende overwinning gunt en in haar gebetenheid op de stuurman eigen plannen heeft, staat op het punt om vanaf de Sirenenrots, waarop zij zich bevindt, uit eigen gewin Palinouros te hulp te schieten. Maar net voordat zij in actie wil komen wordt Palinouros opnieuw op bruuske wijze uit zijn bedwelming wakker geschud. Minder heftig dan twee avonden daarvoor en niet door geweld vanuit de hemel dat op hem is gericht, maar door het hevige deinen van een plotsklaps onrustige zee, veroorzaakt door Poseidon en zijn stoet die de stuurman in de verte in tegengestelde richting op de kust afkoersend voorbij ziet trekken. Palinouros maakt met hernieuwde krachtsinspanning rechtsomkeert. De stuurman gaat ervan uit dat de zeegod op de haven afstevent die hij in Hesperia heeft, wat hij als een bevestiging ziet van dat hij naar het strand ter hoogte van Velia gedreven is, een gebied dat inderdaad door Grieken bewoond wordt. Palinouros besluit wat meer verderop een schuilplaats te zoeken, ook al is het nagenoeg donker. Er doemt een kaap in de duisternis op - de kaap die, maar dat weet hij niet en dat zal hij ook nooit weten, binnenkort naar hem vernoemd zal worden. Nadat hij die gerond heeft, vindt hij een beschut strandje met enkele kleinere grotten waar hij aan land kan gaan om de nacht door te brengen. En om al wat nodig is te doen om de goden gunstig te stemmen voor de oversteek naar Trinakria, die de volgende dag staat te gebeuren.
> eerste tafereel - > tweede tafereel - > derde tafereel
|